water-naar-de-see.reismee.nl

Aus der Reihe

Het is niet moeilijk te raden dat een van de rode draden van deze vakantie Derrick is. Deze kundige inspecteur - waarvan pas in de 21e eeuw bleek dat hij in de periode van vlak voor 1945 bij een Duitse eenheid zat die je zou kunnen bestempelen als nogal fors verkeerd (overigens, voor welke Duitser van dezelfde leeftijd gold niet iets soortgelijks), waardoor wij vanwege omroep Max tot groot leedwezen veler verstoken moeten blijven van de herhaling van zo’n 281 misdaden die anders onopgelost zouden zijn gebleven – had zijn domicilie gekozen in de hoofdstad van de deelstaat Beieren: München. Wie meer dan één aflevering gezien heeft, weet dat de misdaden altijd plaatsvonden in de familiaire sfeer van de upper class van de stad waar wij in 1988 Europees kampioen voetbal werden. Zonder uitzondering kregen we daarbij een inmiddels gedateerd inkijkje in het interieur van de rijken ter plekke.
Ja, wij verfoeiden de Tros begin jaren 80 om zoveel vullis dat er per ether over ons werd uitgestort, maar van Derrick kregen we nooit genoeg.
Veel te vroeg zaten we in Füssen aan het ontbijt, zodat we tegen tienen de stad uitreden. De heuvels in de omgeving, waar zoveel Ludwig II-rijkdom ons gisteren nog tegemoet kwam, dampen van de opstijgende regen. Het Disneykasteel van gisteren is lelijk in nevelen gehuld, slechts de wetenschap dat het zich dáár ongeveer bevindt, is ons deel.
Na een kilometer of 20 noordwaarts, in felle regen, en door opspattend water dat met de wissers aan de voor- en achterzijde terzijde wordt geschoven, gaan we even van de Alpenstrasze af, met reden.
Langs deze weg, die dan weer de Romantische Strasze wordt genoemd, al blijft volkomen onduidelijk waarom, ligt de Wieskirche. Een voorbeeld van waarom men in de 18e eeuw beter bij de barok had kunnen blijven. Die was al wat uitbundig, wel, dat kon in de rococo alleen nog maar worden overtroffen.
Maar omdat de Unesco het wil, hebben we het bekeken.
En door over de Romantische Strasze, terug op de Alpen-, tot aan Garmisch-Partenkirchen, waarvan vanuit het noorden gekomen het eerste deel rechts ligt en het tweede deel links. Tezamen – jawel – Olympische spelen 1936.
Even verderop splitst de weg zich in de aftakking naar de Brennerpas en door over de Alpenstrasze. Omdat wij geen 30 tonnen diesel hebben, gaan we links. En omdat het nogal slecht weer is, skippen we de omgekeerde U en nemen we een kortroute. Die leidt ons over een echte, ouderwetse tolweg, waarvoor we 6 euro betalen, wat ten opzichte van het autobahnvignet in Zwitserland weer goed betaald is: 50 cent de kilometer. Weliswaar zitten we in Zwitserland op 1,50 de km, maar daar komen we later nog ruimschoots terug.
Langs deze route is er niks te beleven: geen dorpje, geen mensen, geen verkeer, niks. Ja, een bult van 14 procent waarvoor we worden gewaarschuwd met het bord sneeuwketting en de begroeting dat we Duitsland binnenrijden (waren we daar dan niet?), maar verder niks.
Tot aan de Tegernsee. En dan komt het. Volgens onze Engelstalige (!) gids van Beieren, is dit de plek waar mondain München zich verpoost als ze niet moeten flaneren in die stad. Aan dit meer, niet zo ver van München vandaan, verpoost de upper class zich. Derrick is nooit ver weg.
Nou, het regent en we gaan informeren bij de VVV of er misschien een goede hotelkamer beschikbaar is. De man achter de balie behulpzaamt stevig en geeft aan dat alles mogelijk is, al naar gelang ons budget. Nu, we komen uit op Luitpold, aan See (meer). Dus passend in het thema van Water naar de See en vooral passend bij onze beurs in combi met onze wensen. We hebben dan ook een tweekamer-kamer die fors te noemen is, met een balkon van 8x2, met uitzicht over blauw water.
Verder klopt alles in het hotel, de staf, het eten, de bar, alles. Alles, nou, niet álles. Bij de VVV werd dit hotel omschreven als Jugendstil en we zoeken nog steeds naar de bijbehorende details. Zelf wonend in een huis uit 1904 in die stijl, vinden we onszelf kenner op het gebied en hoewel het hotel tiptop is, is dat nog niet gevonden. Wel kraakt de trap lekker en ligt er sisal op de treden. Pluspunt.
Wat ook een pluspunt is, is dat de hulpdiensten die hotel goed weten te vinden. Een van de stafleden blijkt haar hoofd te hebben gestoten tot bloedens toe en de Notarzt komt even een verbandje aanleggen.
We hebben geen ambitie in welke richting dan ook, als het gaat om medische aangelegenheden, maar prettig is het wel.
De tulband staat haar overigens heel goed.

Code oranje

De reis naar de Bodensee was niet het doel van de vakantie, dat is de rondtrip langs allerlei meren, waarvan voornoemde de eerste was. Uiteindelijk komen we ergens in de Italiaanse meren terecht (en daarna in de Champagne en daarna thuis) en om daar te komen, moeten we eerst naar de Königsee.
Dat gaat via de Deutsche Alpenstrasze, een weg van 450 kilometer die op de kaart keurig met blauwe puntjes is aangegeven. Ja, wij rijden nog met papieren kaarten, zo van die dingen die scheuren en waarvan de plek waar je naartoe wilt altijd net voorbij de naad op de andere kant staat, waardoor je twee vierkante meter papier in een veel te kleine ruimte moet omvouwen, wat weer nieuwe scheuren veroorzaakt.
Tegenwoordig heb je van die onscheurbare kaarten van een soort flinterdun plexiglas. Die heb ik thuis, van Friesland en van Amerika. Hier heb ik papieren kaarten die tgggggg doen als je ze openvouwt.
De Alpenstrasze werd door Duitsland aangelegd in 1927 als toeristische route – en je zou denken, hadden ze toen niks anders aan hun hoofd? Blijkbaar. Mazzel voor ons, want de eerste 150 kilometer zijn prettig, mooi en aangenaam. Strak asfalt, niet te druk, veel belluidende koeien links en rechts en net als de alpenweiden ons gaan vervelen staat er wel weer ergens een kerktoren met een oversized ui op z’n dak in de weg.
Maar voor het zover is, eerst opbreken op de camping. We waren elkaar collectief zat, anders gezegd, met wie we al drie dagen een weitje deelden, pakken allen hun spullen en gaan ieders weegs. Wij de onze. Als laatste. Maar dat heeft een reden.
Zo’n De Waard is nogal katoenig van aard. En als je een dampige nacht hebt, is ‘ie in de ochtend nog nat. Kun je een paar dingen doen: nat inpakken, droogdeppen of lekker in de zon laten drogen en wachten tot het zover is. We kiezen voor het laatste. Genoeg andere klussen te doen, zoals het voeren van de mussen met het laatste kaiserbrötchen dat we hebben.
Het werd geen warm afscheid van allen die er vandoor gingen. Daarvoor was het dreinend kindergehalte te fors. Er werd danig te hard gegild, gejankt, gerend, gejammerd, verveeld, en andere dingen die 0-5 jarigen doen. Moeten ze lekker zelf weten, maar dan graag decibelloos. Ik zit de hele dag op mijn werk al in het lawaai dat nergens over gaat, dus wil ik de vakantie daar graag van verschoond zien.
Om 11 uur rijden we de 12 op bij Lindau, waar de Alpenstrasze begint. Onmiddellijk heb ik er al spijt van dat ik mijn ringel-S nergens kan vinden.
Nog voor we het eerste stadje hebben bereikt, ga ik al helemaal fout in de navigatie. We moeten rechtsaf, de 308 op en niet rechtdoor langs de Liebknechtfabriek. Dat kost een klein 10 kilometer omrijden om weer op de juiste route te komen, maar gaat gelukkig na de fabriek niet ten koste van het Alpenlandschap.
Zo stiefelen we lekker een endje door, waarbij er hier en daar een pas wordt overgestoken en ik rakelings langs skioord Oberstdorf scheer, alwaar ik collegiaal jaar in jaar uit bij de Indiër dolblij was met Zimmer zwölf. Waar blijft de tijd?
Nadat we werken 33, 34 en 35 hebben gezien, gepasseerd en overleefd, doemt in de verte het Disneykasteel van Ludwig II op: Neuschwanstein. Nu ben ik er al vier keer geweest, waarvan twee keer ook binnen, maar dat is nooit genoeg. Nogmaals entrez, dus.
En het valt weer niet tegen. Ook fijn om te ontdekken dat er in technische zin sinds vorige keer een en ander is geëvolueerd. De gids die een belachelijk grote groep onder zijn hoede moet nemen (20 is toch echt de max, aldus deze ervaren spoorwegmuseumgids), heeft een microfoon en wij allen hebben een luidspreker. Dus wat hij op normale toon zegt, kunnen we op normale toon verstaan.
Als er niet weer een tweejarige danig de feestvreugd weet te versjteren met het telkenmale op de grond gooien van zijn eigen onmachtige lijf, dat vrijwel onmiddellijk door zijn moeder tot huilens toe uit de kom wordt getrokken.
Ergens op de ochtend hadden we al van de kampeerjuf in Lindau begrepen dat het slecht weer zou worden, van de buienradar begrepen dat het slecht weer zou worden en uit eigen waarneming dit geconcludeerd.
Code oranje dus. En dat betekent hotel.
Toch is onze tocht naar het kasteel schadevrij, en ook de terugtocht. En het inkwartieren. Maar daarna gaat het helemaal los, wanneer we de 100 meter willen slechten die ons scheidt van het oude centrum van Füssen. Zo erg, dat ik op de hoek van de straat voor het allereerst in mijn leven een paraplu koop.
Sommige dingen stel je in het leven uit tot het echt niet anders kan. Dit was overmacht-exces.

Pinstress voor Alpendollars

Net als ik bij de pakken neer dreig te gaan zitten, krijgen we de hotspot van de iPhone aan de praat waardoor ik vanaf de Macbook mijn teksten kan doorsturen naar de telefoon om ze vanaf daar wereldkundig te maken. Een lelijke omweg? Jazeker, maar reismee snapt niet dat ik wil bloggen in Water-naar-de-see en niet in mijn Amerikablog van vorig jaar. Het is nog wachten tot de pc dat snapt (of de browser of het systeem). Nou ja, ergens ooit.
Dinsdag. De dag dat voor musea de week begint. Dus we gaan naar Zürich, zo’n dikke 100 kilometer verderop, ergens tussen de bergen en aan een langgerekt meer. Niet het Bodenmeer, waar we nu zitten, maar z’n eigen variant.
Op de kaart een lijn trekkend naar beneden, naar Zürich, ligt voornoemde Bodensee lelijk in de weg. Dus we moeten er omheen. Deels. Gisteren geleerd dat er ook veren varen en we varen graag op deze veren mee. Drs. P., een Zwitser van nature waarschuwde geregeld dat de boot vol was, maar daarvan is hier geen sprake gelukkig. Bij een volle boot, ligt ernaast al de volgende te wachten. Anders gezegd, er is nogal vraag naar veer, hier.
Tot het veer, is er voor ons een kleine 40 kilometer drukke tot zeer drukke autoweg te gaan. Zowel voor als achter mijn auto rijen blik en dat is precies waarom we morgen deze streek gaan verlaten: te druk. Bovendien moeten we verder op onze merentocht. Richting oost, volgende stop Neuschwanstein (geen meer, maar een kasteel, maar wel omgeven door meren).
Voor nu, eerst Zürich.
Aan de andere kant van de Bodensee ligt Konstanz, ingeklemd tussen water en Zwitserland. Er zijn ergere straffen. We rijden er flux doorheen en melden ons bij de poort om het land van Gruyère, vogeluurwerken en goudstaven in te mogen. Maar er is niemand die onze pas wil controleren. De verkeerskegels staan her en der en met een beetje goede wil is er zonder er eentje plat te rijden wel een route in te ontdekken. Ik doe mijn best en stuur correct.
Op naar Zürich.
De snelweg lijkt voor ons aangelegd. Wat een contrast met ten noorden van de See. Hier rust, af en toe een geldauto of een kaaskonvooi, maar verder weinig wat mijn humeur weet te verpesten en waarvoor ik naar de andere baan moet.
Althans.
We naderen wegwerkzaamheden nummer 32 en dikken weer in. Knap hoe je van drie rijbanen er twee kan maken en er toch drie auto’s naast elkaar kwijt kunt. Ook nu weer is het zaak niet te roestig te sturen.
Tot we in Zürich zijn.
Om het centrum in te rijden vanuit het noorden, volstaat het nemen van een tunnel van een slordige twee kilometer, linksaf te slaan, twee keer rechts en over het water de borden parkeergarage te volgen. Wat ik gedwee doe, want nieuw in deze stad en ik wil de Zwitsers niet direct op de kast jagen. Het is een gereserveerd volk dat het niet zo op heeft met lawaaimakers, dus ik houd me in.
Vanaf de parkeergarage lopen we op de kaart van de iPhone rechtstreeks naar het kunstmuseum voor een portie cultuur. Het is een warrig gebouw, een mix van oud en nieuw en dat geldt zowel voor dat onderdeel als de collectie. Topstukken, zeker, maar wat warrig gebracht.
Onderweg hadden we eerst een flinke stapel Alpendollars willen tappen. Want je kunt zeggen van de euro wat je wilt, en dat is allemaal waar, maar het is wel makkelijk op vakantie. Dat merk je als je in een land bent dat z’n eigen flapjes heeft gehouden. Natuurlijk willen ze graag euro’s innemen. Maar wij doen niet mee aan hun slechte wisselkoers. We willen eigen franken. Maar het gekke is, hoe goed we ook zoeken – en we zochten goed en op de juiste plek – nergens een flappentap. Dat is toch op z’n minst opmerkelijk in het land waar ze goud hebben uitgevonden. Nergens een tapperij.
Sta je dus bij de kassa van het museum, wil je je rugtas opbergen, kan dat alleen maar met een munt van twee frank. En ja, aan de kassa willen ze best twee frank uitlenen voor twee euro, maar of ik het bij terugkeer wel wil terugwisselen want anders gaat de boekhouding stuk.
Tuurlijk.
In het museum diverse werken en wie er meer vanaf wil weten, doet er goed aan eens een weekend in te boeken in deze verder best prachtige plaats. Weet ik nog een prima tent waar je heerlijk Libanees kunt lunchen. En ook de Bahnhofstrasze is best geinig om te zien. Soort hoofdstedelijke PC Hooftstraat, maar dan anderhalve kilometer. En oh ja, er zit een pinautomaat van de UBC. Beetje vage bank, maar hun flappen zien er heel betrouwbaar uit.
De terugweg is hetzelfde als de heenweg. Wegwerk 33, vanaf de splitsing lekker rustig, pilonnen bij de grens, veerponten in overvloed, druk ten noorden van de Bodensee en dan weer terug bij de slaapplaats.
De Libanese lunch was van dien aard dat de avond betekent: gedroogde ham, een enorm stinkende kaas (maar wel lekker),, kaiserbrötchen en bessen toe.
Er zijn ergere straffen.

Rondje Bodensee

De volgende ochtend is er van de moesson van de avond ervoor niks meer terug te vinden. Lindau is niet afgesneden van de buitenwereld, weggedreven of overstroomd. Nee, wanneer we tegen tienen wakker worden en de gordijnen opzij schuiven, schijnt de zon, wordt het stadje overspoeld met toeristen en is het plaveisel droog.
Lindau, we zullen er vandaag weerkeren, is het plan. Maar eerst een uitgebreid ontbijtbuffet in een zaal die weliswaar strak in de lak staat, maar verder zo antiek dat ik weer aan die afleveringen van Derrick moet denken. Als we uitchecken, vraag ik dan ook aan Mariella of zij tegen mij het volgende wil zeggen: ‘Harry, hole mal der Wagen, sonst gehen wir ins Praesidium’. De auto staat namelijk aan de andere kant van het station op een grote toeristenparking, zo’n vijf minuten lopen. Hoezo vijf sterren?
Nou goed, de wandeling erheen is prima, ik steek op grote hoogte de perrons over en zie net een enorme trein uit Zwitserland aankomen op Gleis 2. Plots weer zin om dat land te doorkruisen per trein.
De auto staat er schoongespoeld bij en voor zes en halve euro mag ik hem onder de slagboom door laten gaan, nu linksaf (ik was komen lopen van rechtsaf) en dan maar wachten tot het verkeerslicht op groen gaat omdat de andere oversteek over het spoor – die voor auto’s – eenbaans is. En als ik dan ook nog achter een scootmobiel sta, voorzie ik een trage terugkomst.
Wanneer ik weer het hotel nader, staat Mariella al met de bullen buiten en kunnen we vertrekken. De staf van het hotel zal ons meewarig hebben aangekeken: twee kleine tassen en een joekel van een koelbox, meer hadden we niet bij ons. Ook niet zo gek, want we wilden koude wijn en koud bier en dat hadden we bij ons, dus waarom niet?
Op naar Wasserburg, op zoek naar een camping. Zo’n zes kilometer stroomafwaarts ligt het volgende stadje en we rijden zo de Hochstrasze in, langs waar onze camping zou moeten staan. Dat deed het.
Kleine camping, want dat willen we. Helaas zijn de plekken niet veel groter en daar staan dan na een hoop gehannes een opgezette De Waard en een auto er strak naast. Zo’n De Waard is best een fijn ding, als ‘ie eenmaal staat. Bij de verkoop heeft niemand gewaarschuwd dat je knap chagrijnig wordt van het opzetten van zo’n ding en dat het nog best veel energie kost, zeker op het warmste moment van de dag.
De tent heeft vier ronde bogen van aluminium. De onderdelen ervan schuif je in elkaar. Zit een elastiekje doorheen, dus dat kan niet misgaan. De vier hebben elk een eigen kleurcode, want lengteverschil. Maar welk moest ook alweer waar? We hebben vier kleuren: oranje, rood, wit en blauw. Dus wat zou logisch zijn? Inderdaad, na veel gepuzzel is de juiste volgorde van achter naar voren: oranje, blauw, wit, rood. Zie daar maar eens een ezelsbruggetje voor te verzinnen.
Na een uurtje staat het ding en doordat we net zo lang hebben doorgepuzzeld met de stokken tot we de juiste op de goede plek hadden, staat de tent voor het eerst in jaren goed strak. Bijna zoals in de folder.
Dus wij weer naar Lindau, zin in een ijsjes, een wandeling en een boottochtje.
We zijn er niet aanbeland. De enige weg van vasteland naar eiland, staat gierend vast met automobielen. De parkings voor het eiland staan gierend vol automobielen. En de weg voor en achter ons staat gierend vast. Kortom: code wegwezen. Op naar Bregenz, in Oostenrijk.
Vals plan. Nog voordat we halverwege zijn, keren we om.
Oh ja, het is zondag, het is warm, het is bijna einde vakantie, dus iedereen gaat naar de Bodensee. En die is weliswaar 65 kilometer lang, maar elke korrel asfalt is gevuld met bolide.
Omdat alle winkels dicht zijn, nemen we onze toevlucht tot de Spar Express, een minisuper in een benzinestation. Want van inkopen doen, was het nog niet gekomen.
De rest van de middag is het krant, boek en yathzee. In onze onderlinge competitie, strijden we om de hoogste score. Die stond lange tijd op 2040, van Mariella, wat heel hoog is. In Zimmer 145 in het hotel, de avond ervoor, heb ik die score verbeterd tot 2093. Daarin vooral ondersteund door de 10 yathzees die ik had gegooid. Pas de dag erna kon ik zien of ik echt de hoogste score had, omdat het velletje met het vorige record in een boek zat dat in de auto lag.
Om de score te vieren, gaan we bier/wijn drinken in de haven. En daarna eten. En vroeg naar bed, want als het donker is, is mogen we slapen. Vinden we.
Met twaalf uur slaap achter ons, zijn we de volgende ochtend helemaal weer fris, althans, na de douche. Slechts de kinderschare die ons bij het slapengaan stoorde en de kinderschare die om kwart over zes ’s ochtends al begon te blèren, zorgde voor irritatie.
Vandaag staan Liechtenstein en Zürich op het programma. Fout. Niet naar Zürich, want op maandagen zijn de musea dicht. En aangezien ik de Kunsthalle wil zien, gooien we de plannen om. Een ritje om het meer, op weg naar Konstanz en Mainau. Met onderweg een aantal wijzigingen van grondgebied: eerst Duitsland, dan kort Oostenrijk, dan Zwitserland en dan weer Duitsland. En dat alles aan één meer. Tuurlijk, het is geen meer waar je in een uurtje even omheen rijdt. Dat niet.
In Oostenrijk zien we dat de benzine bijna gratis is: 1,29 euro de liter. Da’s andere koek dan Duitsland en Zwitserland. Niet dat we op een paar knaken kijken, maar het valt op hoeveel Tankstellen er aan de andere zijde van de grens staan. En gooi maar vol, want vol is vol!
In Zwitserland kopen we een jaarsticker voor op de snelweg en dan weten we weer dat we in het land zitten waar alles van goud is gemaakt. In een onbetekenend plaatsje langs de See, in een onbeduidend straatje en in zomaar een koffiehuis, kopen we twee dubbele espresso en één mangokwarktaartje voor het luttele bedrag van 17 euro. Ja, we mogen met euro’s betalen. Graag zelfs, maar wel met een koers 1:1.
Okay, mango’s moeten worden ingevlogen daar waar al het normale fruit als appels, peren en rode vruchten als frambozen en aardbeien hier op elke hoek van de straat groeien, maar dan nog.
Nee, dan het restaurant even verderop dat adverteert met het feit dat ze twintig verschillende soorten cordon bleus op de kaart hebben. Twintig! Het is pas tegen enen, dus veel te vroeg voor een gevulde schnitzel, maar ik vind het een mooi record om te noteren.
Bloemeneiland Mainau ligt net voorbij Konstanz en is overduidelijk weer Duitsland, maar de prijzen zijn er Zwitsers. Entree 21 euro en als je met z’n tweeën bent – en dat zijn we – hoppa; 42. Geen idee wat de Keukenhof kost om binnen te komen, maar ik vind het een hoop centen voor een luxe bloemenstal. Gelukkig gaan we er ook laat lunchen én is het best een aardig eiland om te zien (foto’s op Instagram (victorbaarn) en Facebook). Misschien aardig om even het concept laat lunchen te duiden. Dat betekent dat we tegen half drie een gewone maaltijd nuttigen om dan ’s avonds wat brood met kaas/worst/paté te eten. Dat omdraaien is soms ingegeven doordat het restaurantaanbod in de directe omgeving om te huilen is en dat is het in Wasserburg. Een restaurant om de hoek met zozo-eten, een restaurant om de hoek waar je moet reserveren (al ziet het er qua menu best aardig uit) en verder ver lopen voor je voer. Dus: laat lunchen.
Maar dan moet er nog wel late lunch komen. We staan aan de verkeerde kant van de Bodensee en het is al best laat in de middag. Tijd voor een list. Die vinden we in de veerboot die even verderop vaart en ons ruim een uur scheelt. Handig om te onthouden voor morgen, want dan hebben we een forse rit voor de boeg.
Met een koelbox vol worst en kaas houden we het nog wel even vol. De supermarkt was behulpzaam en er liggen mooie plakken gedroogde ham op ons te wachten tussen de koelelementen.
Nu nog een keer ergens Wifi zien te vinden en we zijn koning.

Die Fahrt nach Lindau

Er was een tijd dat de snelwegen bij onze oosterburen de norm waren voor hoe je dat deed: steden met elkaar verbinden. Als je een beetje een snelle auto had, kon je er met gemak met 180 per uur overheen. Hoe anders is dat in 2018.
Onze reis langs de Duitse/Zwitserse/Oostenrijkse/Italiaanse meren begint zoals het woord meer al doet vermoeden, nat. Nat door regen. De regen begint op de vrijdagavond en die zal als het aan de buienradar ligt niet snel ophouden. Het gaat dan ook de hele nacht door en ik vermoed weer een lekkage in de slaapkamer. Oud huis, uit 1904 en dan wil er nog wel eens een straaltje water hier en daar.
Als ik om half negen de auto sta in te pakken, regent het weer/nog. Blijkt plots dat de afstand tussen voordeur met zoveel spullen nog best een opgave is. Twee tenten, een kist met kook-/eetgerei, matjes, vier kussen, twee tassen kleding, twee stoelen, een tafel, een gronddeken voor in de tent, een koelkast (!), een tas boeken en nog wat losse prullen. Het past allemaal in de Audi, als je maar met z’n tweeën rijdt.
Tegen kwart over negen rijden we de Edisonstraat uit, de Beeklaan op, rechtsaf de Laan van Meerdervoort op, Javastraat door, Raamweg op en dan alleen nog maar snelweg. Tot Lindau.
Valt er over de snelweg nog wat te melden? Mwoa, de hele A12 gaat crescendo. De entree in Duitsland is ouderwets en tot Keulen hebben we Radio2. Om de twee uur even de auto uit voor het beenstrekken en om in de Raststätte een bonnetje van 70 eurocent te kopen bij het pistourniquet. Slimme handel, als je dat doet, krijg je 50 cent korting op je komende aankoop. We hebben door het zijn van 50-plusser inmiddels een heel stapeltje bonnen waar we de komende weken nog veel plezier van kunnen hebben.
Ondanks onze flukse vaart, of het intrappen van het rechterpedaal, wil het toch maar niet opschieten met de 850 af te leggen kilometers naar Lindau. Dat wordt veroorzaakt door de vele werken aan de weg, die ons met de aansporing 80 soms naar de andere kant van de snelweg leiden. Omdat er gele lijnen liggen die iets suggereren dat het goed is en omdat iedereen erover heen rijdt én omdat er nog een betonnen rand tussen ons en de tegemoetkomenden ligt, heeft het er alle schijn van. In totaal tellen we 31 werken aan de weg, van vele kilometers lang, met prachtige vergezichten naar wat het ooit zal worden, maar ondertussen tuffen we met 80 er langs. Over smalle rijstroken, alsook.
We kruipen eenmaal door het oog van de naald, al is er nul risico voor ons aan ten grondslag weten te liggen. Dat zit zo. We hadden net geluncht bij een Raststätte (broodje schnitzel en broodje megabockworst), hadden net van chauffeurskant gewisseld en reden pardoes een file in. Vanaf de afrit restte er niks dan de rechterbaan, je moet ergens beginnen.
Dikke file, maar wel rijdend. De rechterbaan ging nog het snelst. Dus wij erin. Op een gegeven moment hoort Mariella sirenegeluiden achter ons en wijken de rijen uiteen. Rechts naar de vluchtstrook en links indikkend, zodat er een politiewagen doorheen kan. Net op het moment dat we zien waarom het file is – er staat een Opel uit de vorige eeuw op baan 3 met een klapband – zien we achter ons – ik kijk achteruit, Mariella hanteert de spiegel – de politiewagen door de menigte naar voren rijden, ze doen de deuren op en houden al het verkeer tegen. Al het verkeer? Ja, al.
Slechts wij en een busje dat achter ons, maar nog net voor de politiewagen uit reed, kon door, langs de plofopel en verder. Alles achter de politiewagen staat er mogelijk nog steeds, wachtend op de afvoerwagen van voornoemde Opel.
Mazzel: en nog rijden, en een volkomen lege snelweg.
Wanneer we Ulm, een bekende skitreinoverstapplaats, voorbijrijden, begint het te stoppen met miezeren en gaan de droppels over in volle hevigheid. Tot aan Lindau, zo’n 120 kilometer verder, regent het fors. Dat doet ons op het parkeerterrein van de MacDonalds in Lindau besluiten niet te gaan kamperen – we hebben immers twee tenten bij ons (een De Waard voor het langer staan en een Hilleberg voor de tussenstops van één nacht) – maar een hotel te zoeken. Dus wij het Insel op.
Bij het station aangekomen, wijs ik naar de overkant van het station. Kijk. Een hotel. Hotel Bayerische Hof. Met aan de gevel een bordje met vijf sterren. Dat willen we. En dat nemen we. Zimmer 145. Wanneer we na het eten (Schnitzel en Hahnenbrustfilet) terugkomen in het hotel, hebben we geen spijt. De ergste hoosbui die we ons kunnen voorstellen, barst los.
Jammer dat we onze zwempakken zijn vergeten, in de kelder is een geweldig zwembad. Foutje. In plaats daarvan herkijk ik een oude aflevering van Derrick (Aus der Reihe): Die fahrt nach Lindau.
Je moet toch wat.

Welkom op Water naar de See

Heel Nederland is op vakantie. Heel Nederland? Nee, een deel ervan is nog gewoon aan het werk. Het is immers ook nog maar half juli en nog niet eens elke schoolregio is uitgeluid. Ik klerk dus ook elke dag voorlopig gewoon door (geen medelijden, heb afgelopenjaar al voldoende buitenland mogen opsnuiven).

Toch is het nu hoog tijd om mijn vakantieblog alvast eens aan te kondigen.

Dit jaar geen vijfwekenreis naar Amerika, zoals in 2017, of een maandsafari in Zuid-Afrika/Namibië zoals in 2014. Nee, dit jaar blijven we gewoon in Europa. We laden de Audi vol met tenten (een grote en een kleine, inzetbaar naar wens/mogelijkheid), stoelen, tafels, lampen, dekens, kussens en boeken en we gaan een rondje om de Alpen maken. Prettig, want in Europa hebben we cultuur en goed eten. Kunnen ze in Afrika en Amerika nog wat van leren.

Een rondje rond de Alpen wordt meer specifiek als we naar de titel kijken: Water naar de See. Het aaneenschakelen van de Bodensee, de Königsee en het Lago Maggiore, vormt de kern van onze ronde. Dat toppen we dan af in de Champagne om een paar dozen in te slaan.

Kortom, reis met ons mee door Europa. Vanaf de derde week augustus tot half september.

Enne: geen nood, voor de vier katjes wordt goed gezorgd. Inonze afwezigheid hebben we ons huis uitgeleend aan familie. Zo houden we ook ongenode gasten buiten.

Dus reis mee, als ik wifi heb, blog ik.