water-naar-de-see.reismee.nl

Pinstress voor Alpendollars

Net als ik bij de pakken neer dreig te gaan zitten, krijgen we de hotspot van de iPhone aan de praat waardoor ik vanaf de Macbook mijn teksten kan doorsturen naar de telefoon om ze vanaf daar wereldkundig te maken. Een lelijke omweg? Jazeker, maar reismee snapt niet dat ik wil bloggen in Water-naar-de-see en niet in mijn Amerikablog van vorig jaar. Het is nog wachten tot de pc dat snapt (of de browser of het systeem). Nou ja, ergens ooit.
Dinsdag. De dag dat voor musea de week begint. Dus we gaan naar Zürich, zo’n dikke 100 kilometer verderop, ergens tussen de bergen en aan een langgerekt meer. Niet het Bodenmeer, waar we nu zitten, maar z’n eigen variant.
Op de kaart een lijn trekkend naar beneden, naar Zürich, ligt voornoemde Bodensee lelijk in de weg. Dus we moeten er omheen. Deels. Gisteren geleerd dat er ook veren varen en we varen graag op deze veren mee. Drs. P., een Zwitser van nature waarschuwde geregeld dat de boot vol was, maar daarvan is hier geen sprake gelukkig. Bij een volle boot, ligt ernaast al de volgende te wachten. Anders gezegd, er is nogal vraag naar veer, hier.
Tot het veer, is er voor ons een kleine 40 kilometer drukke tot zeer drukke autoweg te gaan. Zowel voor als achter mijn auto rijen blik en dat is precies waarom we morgen deze streek gaan verlaten: te druk. Bovendien moeten we verder op onze merentocht. Richting oost, volgende stop Neuschwanstein (geen meer, maar een kasteel, maar wel omgeven door meren).
Voor nu, eerst Zürich.
Aan de andere kant van de Bodensee ligt Konstanz, ingeklemd tussen water en Zwitserland. Er zijn ergere straffen. We rijden er flux doorheen en melden ons bij de poort om het land van Gruyère, vogeluurwerken en goudstaven in te mogen. Maar er is niemand die onze pas wil controleren. De verkeerskegels staan her en der en met een beetje goede wil is er zonder er eentje plat te rijden wel een route in te ontdekken. Ik doe mijn best en stuur correct.
Op naar Zürich.
De snelweg lijkt voor ons aangelegd. Wat een contrast met ten noorden van de See. Hier rust, af en toe een geldauto of een kaaskonvooi, maar verder weinig wat mijn humeur weet te verpesten en waarvoor ik naar de andere baan moet.
Althans.
We naderen wegwerkzaamheden nummer 32 en dikken weer in. Knap hoe je van drie rijbanen er twee kan maken en er toch drie auto’s naast elkaar kwijt kunt. Ook nu weer is het zaak niet te roestig te sturen.
Tot we in Zürich zijn.
Om het centrum in te rijden vanuit het noorden, volstaat het nemen van een tunnel van een slordige twee kilometer, linksaf te slaan, twee keer rechts en over het water de borden parkeergarage te volgen. Wat ik gedwee doe, want nieuw in deze stad en ik wil de Zwitsers niet direct op de kast jagen. Het is een gereserveerd volk dat het niet zo op heeft met lawaaimakers, dus ik houd me in.
Vanaf de parkeergarage lopen we op de kaart van de iPhone rechtstreeks naar het kunstmuseum voor een portie cultuur. Het is een warrig gebouw, een mix van oud en nieuw en dat geldt zowel voor dat onderdeel als de collectie. Topstukken, zeker, maar wat warrig gebracht.
Onderweg hadden we eerst een flinke stapel Alpendollars willen tappen. Want je kunt zeggen van de euro wat je wilt, en dat is allemaal waar, maar het is wel makkelijk op vakantie. Dat merk je als je in een land bent dat z’n eigen flapjes heeft gehouden. Natuurlijk willen ze graag euro’s innemen. Maar wij doen niet mee aan hun slechte wisselkoers. We willen eigen franken. Maar het gekke is, hoe goed we ook zoeken – en we zochten goed en op de juiste plek – nergens een flappentap. Dat is toch op z’n minst opmerkelijk in het land waar ze goud hebben uitgevonden. Nergens een tapperij.
Sta je dus bij de kassa van het museum, wil je je rugtas opbergen, kan dat alleen maar met een munt van twee frank. En ja, aan de kassa willen ze best twee frank uitlenen voor twee euro, maar of ik het bij terugkeer wel wil terugwisselen want anders gaat de boekhouding stuk.
Tuurlijk.
In het museum diverse werken en wie er meer vanaf wil weten, doet er goed aan eens een weekend in te boeken in deze verder best prachtige plaats. Weet ik nog een prima tent waar je heerlijk Libanees kunt lunchen. En ook de Bahnhofstrasze is best geinig om te zien. Soort hoofdstedelijke PC Hooftstraat, maar dan anderhalve kilometer. En oh ja, er zit een pinautomaat van de UBC. Beetje vage bank, maar hun flappen zien er heel betrouwbaar uit.
De terugweg is hetzelfde als de heenweg. Wegwerk 33, vanaf de splitsing lekker rustig, pilonnen bij de grens, veerponten in overvloed, druk ten noorden van de Bodensee en dan weer terug bij de slaapplaats.
De Libanese lunch was van dien aard dat de avond betekent: gedroogde ham, een enorm stinkende kaas (maar wel lekker),, kaiserbrötchen en bessen toe.
Er zijn ergere straffen.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!